Brouwerij Verhaeghe
De Brouwerij “Verhaeghe-Vichte” is een kleine familieonderneming uit het zuiden van West-Vlaanderen, waarvan de geschiedenis teruggaat tot voor twee eeuwwisselingen geleden.
Bekijk ook de video onderaan.
De geschiedenis van de Brouwerij Verhaeghe neemt haar aanvang toen de twee halfbroers, Adolf Verhaeghe (°1851 – +1918) en Paul Verhaeghe (°1860 – +1936), in 1892 het initiatief namen tot het oprichten van een brouwerij-mouterij. Spoedig zou Adolf afstand nemen van de brouwerij-mouterijactiviteit en zich enkel in laten met het beheer van de landerijen, de handel in kolen en meststoffen, de steenbakkerij en de provinciale en gemeentelijke politiek.
Zoals vele locale economieën in die tijd een meer gesloten economische entiteit vormden, vervolledigde in die zin de oprichting van de brouwerij-mouterij de autarkische activiteiten van de familie Verhaeghe.
De brouwerij-mouterij Verhaeghe werd opgericht in de nabijheid van de spoorlijn Kortrijk-Oudenaarde-Brussel en gebouwd met de stenen uit Adolf Verhaeghe’s steenbakkerij. De gerst die als basisgrondstof dient voor de aanmaak van het mout werd betrokken uit de opbrengst van de eigen landerijen. Het geëste mout diende naast water, hop en gist als belangrijkste grondstof voor het brouwen van bier. De eerste klanten die de basis vormden voor de initiële afzetmarkt van de bieren van de brouwerij werden in niet onbelangrijke mate gevonden in de boeren en de personen met wie de Verhaeghes zakelijke relaties onderhielden.
In een latere periode werd het klantenbestand uitgebreid met uitbaters van drankslijterijen. Immers Paul Verhaeghe liet panden optrekken met stenen uit Adolf Verhaeghes steenbakkerij om deze te verhuren als drankgelegenheid. Op deze manier werd de lokale markt verder uitgebouwd.
Doch evenwel door een voor die tijd bijzondere ligging van de brouwerij aan de spoorlijn Kortrijk-Brussel kon de Brouwerij Verhaeghe een cliënteel ontwikkelen tot in Brussel. Zo is het de waarheid dat het Vichtse bier, “la Blonde des Flandres”, geroemd om zijn grote helderheid na transport, in de vooroorlogse periode een gegeerd bier was bij het Brusselse publiek.
Bij de oprichting kon Paul Verhaeghe ook voor de nodige brouwtechnologische kennis aankloppen bij de familie. Paul Verhaeghe’s zus, Marie-Mathilde (°1856 – +1929) huwde op twintigjarige leeftijd de brouwerszoon Frédéric Vanderhaeghe (°1844 – + 1923) van de toen niet-onbelangrijke brouwerij “De drie Sleutels” te Gent. Nadat Paul Verhaeghe een korte stage doorlopen had in zijn schoonbroers brouwerij kreeg hij de brouwmeester van Gent mee om de brouwerij Verhaeghe in Vichte op te starten.
Wat allemaal zo mooi begonnen was, kende een abrupt einde bij het uitbreken van de grote oorlog. Paul Verhaeghes weigering om te brouwen voor de Duitse bezetter werd prompt beantwoord met de ontmanteling van de brouwinstallaties. De brouwinstallaties waren door de bezetter vooral gegeerd voor de aanmaak van oorlogsmunitie omwille van het veel erin verwerkte koper.
Tijdens de eerste wereldoorlog brengen de Duitsers de lokale bevolking in contact met het Pilsener bier. Het Pilsener bier verschilt met andere bieren omdat het een bier van lage gisting is. De toegevoegde gisten bij bieren van lage gisting brengen het gistingsproces van het bier op gang bij lage temperaturen. Deze gistingstechniek vereist voor die tijd een bijzondere apparatuur, nl. koelapparatuur, waarbij het gistingsproces kon verlopen aan temperaturen lager dan de omgevingstemperatuur. Na de eerste wereldoorlog hebben de heropstartende brouwerijen het niet gemakkelijk, dit door de hoge investeringskost na ontmanteling en door de enigszins zich wijzigende smaak naar pilsbier, een smaak waarmee de traditionele Belgische brouwerijwereld indertijd nauwelijks vertrouwd was. Brouwerij Verhaeghe hernieuwde in de na-oorlogse periode haar outillage, rekening houdend met nieuwe systemen voor de aanmaak van lage gistingsbieren.
In 1937 zetten Victor en Léon Verhaeghe de brouwerij-mouterijactiviteit van hun vader Paul verder. Dat het brouwersbloed door de aderen van de familie bleef stromen, wordt het best geïllustreerd door het huwelijk van Victor en Léon Verhaeghe met de dochters van de brouwer Joseph Veys uit Kortrijk en door het huwelijk van hun zus, Antoinette, met de brouwer Léon Versele van de brouwerij Anglo-Belge te Zulte. Het uithuwen leidde tot synergie enerzijds maar ook tot beperkingen door regionale marktafspraken anderzijds voor de bedrijven van de door huwelijk verwante brouwersfamilies.
Tijdens de tweede wereldoorlog was het door de Duitsers gevoerde beleid opnieuw sterk bepalend voor het leven in de Belgische brouwerijwereld. De bezettende macht legde allerlei beperkende maatregelen op. Door het tekort aan gerst kon enkel een “Zero-huit” gebrouwen worden, een bier met een flauw percent volume alcoholgehalte van 0.8 %. Hevige bombardementen uitgevoerd door de geallieerden tijdens en op het einde van de oorlog, gericht op het station in Kortrijk legden heel wat drankslijterijen van de brouwerij in as.
Na de oorlog verstevigde het pilsbier zijn reputatie als een bier met een veelbelovende toekomst. Door de toenemende welvaart en mobiliteit konden heel wat brouwerijen met een voor de oorlog reeds sterkere merkbekendheid voor hun pilsbier in deze na-oorlogse periode het regionale karakter van de markt doorbreken en een nationale bekendheid opbouwen. De opgang van deze brouwerijen was niet enkel mogelijk door een groeiende biermarkt maar ook door overnames van brouwerijen en hun overeenkomsten voor drankafnameverplichtingen van drankslijterijen. Het behoeft dan ook geen verder betoog dat het aantal Belgische brouwerijen in de beschouwde na-oorlogse periode zienderogen slonk.
Voor de Brouwerij Verhaeghe bekend voor haar oud-Vlaamse rood-bruine bieren ging deze periode van pilsopportuniteit aan haar voorbij en ze bleef vooral verder werken aan kwaliteitsverbetering van haar speciale bieren. In 1951 behaalde ze voor haar “Echte Kriek” de eerste prijs op de internationale proefzitting in het Groot-Hertogdom Luxemburg en in 1958 de eerste prijs met haar oud-Vlaams rood-bruin,”Vichtenaar”, tijdens de Internationale proefzitting te Gent.
Het jaar 1968 wordt voor heel wat nieuwe tendensen of diep ingrijpende evoluties aangegeven als een sleuteljaar. Ook voor de Belgische brouwerijsector is dit jaartal niet zonder betekenis. Met de opkomst van de “Flower-power” zweren de jongeren de vooruitgang af en wensen ze zich te herbronnen onder het motto “back to the roots”. In de brouwerijsector vertaalt deze beweging zich in een zoeken naar originele streekgebonden producten. Deze trend versterkt zich tot de eerste helft der tachtiger jaren: de periode waarop de 18-ers van ’68 uitgegroeid zijn tot 40-ers met verantwoordelijkheidsposities in de maatschappij waardoor ze hun zienswijze nu aan beslissingsmacht gekoppeld zien.
Deze trend is de Brouwerij Verhaeghe niet ontgaan en ze maakt hiervan dankbaar gebruik om haar product “Duchesse de Bourgogne”, een veredeld oud-Vlaams rood-bruin bier, merkbekendheid te geven in het binnen- en het buitenland. Evenwel dient er aangestipt te worden dat het speciaal-biergebeuren aan de grote medespelers niet ongemerkt voorbijgaat en dat grote bierconcerns zoals Heineken en Interbrew de speciaal-bierkaart trekken door het verrichten van acquisities. Profileert Interbrew zich immers niet als “worlds biggest local brewer”? Tegenwoordig voltrekt zich een zekere verzadiging in het speciaal-biergebeuren. Voor een kleine brouwerij die vastberaden is om op autonome basis verder te werken, komt het er op aan een voldoende gespecialiseerd bier op de markt te brengen: technisch en verkoopsmatig juist, voldoende oninteressant voor de grote medespelers.