Kunst in de oude kerk
De koperen grafplaat
Oorspronkelijk bedekte deze plaat het graf van vrouwe Florentien Wielant, zuster van de bekende Philippe Wielant en weduwe van Willem van Heule. Florentien huwde Jacob van der Vichte, heer van Vichte, en ze overleed kinderloos op 1 april 1524. Dit stuk is van hoge kunstwaarde omdat het een goed bewaard exemplaar is van de grafplaten die onze Vlaamse graveerders uit de 15e en 16e eeuw zo beroemd maakten. Het werk meet 1,62 m op 0,89 m.
Op de plaat bemerken we een afbeelding van de overleden edelvrouwe, voorgesteld met gevouwen handen, de voeten rustend op een hazewind en het hoofd op een kussen. Het decor bestaat uit weelderig borduurwerk, halfrond opgehangen tussen twee vierkante zuilen die eveneens kunstig zijn bewerkt. Boven het hoofd van de overledene houden twee engelen ruitvormige blazoenen: links Heule-Wielant en recht Vichte-Wielant. In de klaverbladvormige medaillons in iedere hoek, worden de vier evangelisten voorgesteld door hun symbool.
Vrouwe Florentien werd in het O.L.Vrouwkoor begraven (noordelijke beuk), dicht bij de grote pijler.
Voor wie geïnteresseerd is in de volledige tekst (afkortingen voluit geschreven): “SEPULTURE VAN MEVRAUWE FLORENTINE WIELANT, VRAUWE VAN BAVICKHOVE WYLENT GHEZELLENEDE VAN MEER WILLEM VAN HEULE RUDDERE HEERE VAN HEULE VAN LEUWERHEM BERLEGHEM ETC. ENDE DAAR NAER VAN MEER JACOP VANDER VICHTE. OEC RUDDERE HEERE VANDER VICHTE VAN ZANDTVOORDE ETC. DEWELCKE OVERLEET DEN EERSTEN VAN APRIL XV°XXIIII NAER PAESSCHEN”
De muurschilderingen in de oude kerk
Boven de beide zijaltaren van de kerk waren tot voor de restauratie twee muurschilderingen te zien. Beide werken werden in 1713 geschilderd door de Rijselse meesterschilder Lamoral Daudenard en het was hoogbaljuw François Decocq die ze had bekostigd. De titels van de werken zijn: “O.L.Vrouw van de Rozenkrans” (O.L.Vrouw overhandigt de rozenkrans aan de H. Dominicus) en “De marteldood van de H. Stephanus”. Alleen dit laatste schilderij kon worden bewaard. De schilder De Stoop uit Waregem bracht vervolgens in 1812 de omkadering aan.
Stefanus geldt als de eerste van het christendom. Hij was de eerste diaken van de zeven die werden aangesteld door de apostelen om de aalmoezen eerlijk te verdelen onder de weduwen. Hierdoor konden de apostelen zich concentreren op preken en lesgeven. Hij werd gestenigd na in Jeruzalem de hogepriester en de oudsten te hebben beschuldigd van de moord op de Messias. De latere apostel Paulus stemde met zijn executie in.
Hij stierf in het jaar 35. Volgens een legende werd het lichaam van Stefanus in 415 ontdekt in Jeruzalem. Het lichaam werd overgebracht, met een tussenstop in Constantinopel, naar het Vaticaan in Rome. De vermaarde overblijfselen werden in het graf van Laurentius van Rome bijgezet.
Stefanus wordt over het algemeen afgebeeld in de kledij van de diaken, de dalmatiek. Het is vaak een jonge man zonder baard en met vriendelijke gelaatstrekken. Als attribuut draagt hij stenen die vaak op zijn hoofd, in zijn handen of op zijn schouders liggen, al dan niet bebloed.
Historisch werd zijn feestdag op 3 augustus gevierd, waarop men de Vinding van zijn lichaam tijdens de regeerperiode van Keizer Honorius herdacht. 26 december is de naamsdag van Stefanus oftewel St. Steven. In Limburg wordt dan volgens traditie de stevensman gegeten. Dit is een brood gemaakt van fijn meel en rozijnen en krenten. Het heeft de vorm van een bisschop en de stevensman heeft een witte, stenen pijp in zijn mond.
Het schilderij “De instelling van het Gulden Vlies”
Op de plaats van die ene verdwenen muurschildering hangt nu een schilderij dat Vichte in bruikleen kreeg van het provinciaal bestuur van West-Vlaanderen. Het schilderij is getiteld “De instelling van het Gulden Vlies” en werd geschilderd door Albert Roberti, een Brussels schilder die tot de Vlaamse school behoorde. Roberti was een leerling van Navez en vooral bekend om zijn portretten en historische taferelen. Hij was leraar aan het Aka in Brussel in 1854.
De Orde werd op 10 januari 1430 in Brugge ingesteld door Filips de Goede, hertog van Bourgondië, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. De Orde van het Gulden Vlies was de tegenhanger van de Engelse Orde van de Kousenband, die uit 1348 dateert. Met de instelling van deze Orde wilde Filips de Goede nog meer aanzien geven aan zijn dynastie. De nieuwe Orde was een select gezelschap waarmee de hertog zijn beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten kon eren. De Orde werd erkend door de paus en geniet pauselijke privileges. Een van de voorrechten van de Ridders in deze Orde is dat zij van de paus het recht hebben gekregen om in hun slaapkamer een mis te laten opdragen. Dit voorrecht delen zij met hoge geestelijken en katholieke vorsten.
De Orde bestond aanvankelijk uit dertig ridders en vier officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier, met aan het hoofd de Hertog van Bourgondië. Het aantal Ridders werd in 1516 uitgebreid naar vijftig. De Heer der Nederlanden was tevens het hoofd van de Orde, dus na Filips de Goede werd deze functie bekleed door achtereenvolgens Karel de Stoute, Filips de Schone, Karel V, Filips II.
De orde verloor zijn grootmeester uit het Huis Valois toen Karel de Stoute sneuvelde in de Slag bij Nancy in 1477. De orde bleef in handen van diens dochter Maria van Bourgondië en haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk uit het huis Habsburg. Hierdoor namen de Habsburgers, als opvolgers van de titel “duc de Bourgogne”, de soevereiniteit over van de Orde.
In 1516 wijzigde Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Spanje en heer der Nederlanden, de statuten van de Orde en er werden nu vijftig ridders benoemd in plaats van dertig. Dit werd in hetzelfde jaar bevestigd in de bul van Paus Leo X, waarbij tevens de stichting van de orde werd bevestigd door de paus. De bul bevindt zich sinds 1934 in het Haus-, Hof- und Staatsarchiv in Wenen.
De pauselijke privileges, toegekend door de bul van Paus Leo X, tonen aan dat deze Orde in feite een religieuze gemeenschap was. De vergaderingen moesten plaats hebben in een kerk, waarbij de leden van de Orde een gereserveerde plaats hadden in het koorgestoelte – plaatsen anders voorbehouden aan de clerus. Hierdoor vindt men in verschillende kerken de wapenschilden van de ridders van de Orde in het koorgestoelte (Gent, Brugge, Mechelen, Barcelona).
Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Spanje en heer der Nederlanden heeft de Ridders slechts eenmaal tijdens zijn lange regering bijeengeroepen voor een kapittel. Dat werd in Barcelona gehouden. Karel liet de titel van Grootmeester na aan zijn zoon Filips II. Maar ook Karels broer, Ferdinand, die na de abdicatie van Karel V keizer werd, eigende zich het recht toe om ridders in deze orde te benoemen.
De vliesridders waren niet onderworpen aan de wereldlijke rechtsmacht, maar aan het eigen gerecht van de Orde. Tijdens de regering van Filips II werd deze bepaling genegeerd. De veroordeling in 1568 door de “bloedraad” en de daaropvolgende terechtstelling van de graven van Egmond en Hoorne, beiden Ridder van het Gulden Vlies en dus onschendbaar, was immers in strijd met deze bepalingen. Er werden in de daaropvolgende jaren geen kapittelvergaderingen meer gehouden om koning Filips II de schande te besparen hiervoor ter verantwoording geroepen te worden. De gerechtelijke moord op de twee vliesridders belandde in de doofpot.
In de 16e eeuw ontstond dus, naast de Spaanse tak ook een Oostenrijkse tak van de Orde. De Spaanse en Oostenrijkse kanselarijen correspondeerden vruchteloos over deze kwestie totdat in 1700 met de dood van Karel II de Spaanse Habsburgers uitstierven.
Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV, uit het huis Bourbon, die in 1700 als Filips V koning van Spanje werd, noemde zich, zonder dat hij daar een overtuigend recht op kon doen gelden, grootmeester van deze orde. Oostenrijk protesteerde tevergeefs.
De laatste Habsburgse keizer stierf in 1766. Zijn dochter, keizerin Maria Theresia, erfde van haar vader niet alleen zijn grondgebied maar ook de zeggenschap over de Orde. Het huis Habsburg-Lotharingen erfde aldus de titel met de Oostenrijkse landen en de Oostenrijkse Nederlanden.
Oud brandraam
Schets, gemaakt rond 1850 door baron de St Genois, van het in 1918 volledig vernielde brandraam in de Oude Kerk, Willem II van der Vichte voorstellend met zijn echtgenote.